'Het geschenk' door Rob Verschure
Het Bestuur van de Geologische Studentenvereniging van Amsterdam (GVA) kreeg op een goede dag in het voorjaar van 1956 de mededeling dat de Hoogleraar-Directeur van het Geologisch Instituut van de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, Professor Dr. Ir. H. A. Brouwer, hen wenste te ontvangen.
Op het afgesproken tijdstip dienden wij, Praeses Charles Welter, Quaestor RoeI Murris en Abactis Rob Verschure, ons aan bij de secretaresse, Mevrouw Stam. Mevrouw Stam klopte eerbiedig op de deur van de werkkamer van 'de Oude', opende deze op een bescheiden kier na het luide commando "Entrez!" van de gevreesde man en kondigde fluisterend aan dat de 'Heren van het Bestuur' waren gekomen.
In de wijd geopende deur trad Brouwer joviaal op ons toe en sprak: "Heren, treedt binnen. Ik ben blij dat u met mij komt spreken over het geschenk dat uw vereniging mij ter gelegenheid van mijn zeventigste verjaardag wil aanbieden. À propos, ik wil u gaarne voorstellen aan mijn broer.'
Er rees uit een stoel een iets gezetter evenbeeld van Brouwer op, echter minder formeel gekleed, met een donkere zijden foulard om de hals en het air van een kunstenaar uit de tijd van Breitner, Mesdag en Weissenbruch.
"Heren, ik wens als geschenk mijn geschilderd portret en mijn broer is zo goed dit schilderij te willen schilderen. Mijn broer is kunstschilder en hij is bereid het schilderij voor een vriendenprijs van zeshonderd gulden te vervaardigen.'
Volkomen stupéfait waren wij, slechts in staat iets te stamelen van: "Jazeker, goed, ja uitstekend, Professor.'
Brouwer gaf ons een vriendelijk klopje op de rug en vervolgens stonden wij weer op de gang. Het onderhoud had niet langer dan drie minuten geduurd.
Voor de kas van de GVA was een aderlating van zeshonderd gulden een catastrofe zonder weerga. De meeste leden verweten ons woedend dat wij ons hadden laten overdonderen. Er werd een motie ingediend waarin werd gesteld dat de bestuursleden het bedrag zelf moesten opbrengen. Maar met het dreigement dat degenen die niet betaalden hun handtekening niet op de fraaie cadeau-oorkonde mochten plaatsen, die door de Instituuts-tekenaar Van Vulpen zou worden getekend, beloofden de meesten toch hun hoofdelijke bedrag van vijftien gulden te betalen. Vijftien gulden was in die tijd een aanzienlijke som waar je een hele avond lang vorstelijk van kon doorzakken.
Maanden waren wij bezig het afgesproken bedrag bij een te garen. Dit lukte pas na veel aandringen en het aanschrijven van oud-leden met riante posities in het bedrijfsleven.
September daarop vond de officiële viering van Brouwers zeventigste verjaring plaats in de oude Aula van de Gemeentelijke Universiteit. De hele beau monde van geologisch Nederland was aanwezig.
De toenmalige burgemeester van Amsterdam, Aernout d'Ailly (schoonzoon van Van Watersloot van der Gracht), hield een gepolijste feest rede waarin hij zinspeelde op het boek De rusteloze aarde, dat hij aan Brouwer toedichtte, maar door Brouwers oud-leerling, Dr. R. F. C. R. Gheyselinck, was geschreven. Velen stootten elkaar besmuikt lachend aan.
Daarop volgde de aanbieding van het gedenkboek Verhandeling XVI van het Koninklijk Nederlands Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap door Gheyselinck. Het boek kostte ruim een ton, maar die kosten werden door het bedrijfsleven gedragen.
En tenslotte kwam dan het grote moment waarop Thijs Ornstein, de voorzitter van de feestcommissie, de jarige het portret zou aanbieden. De redes van Thijs waren (en zijn nog steeds) parelen van humor en welsprekendheid en ik weet nog dat hij begon met: "Professor, ik bied u geen Steen aan maar een Brouwer.'
Tijdens de receptie na afloop van de formaliteiten riep de zoon van Brouwer, Dr. Ir. 1. E. J. Brouwer jr. (President Directeur van de Koninklijke Shell Groep), Thijs bij zich en vertelde hem dat hij zo buitengewoon genoten had van zijn speech.
"Wanneer denkt u af te studeren, meneer Ornstein?" vroeg de jonge Brouwer. Thijs mompelde wat, het einde was nog lang niet in zicht.
"Komt u dan als het zover is maar eens rustig met mij praten.'
Nou ja, van die baan is niets gekomen want in die tijd zeiden wij: "We shall not. Stom natuurlijk.
Het schilderij viel iedereen tegen. Het was in sombere grijstinten gehouden. Brouwer in zijn gewone klofje. Sommigen vonden het een afbeelding van Brouwer op alle leeftijden.
Tot Brouwers dood hing het schilderij in het Geologisch Instituut, in de werkkamer die Brouwer na zijn emeritaat had aangehouden. Toen de kamer werd ontruimd is het schilderij door de conservator Dr. L.P.G. Koning de colloquiumzaal ingedragen met de woorden: "Zullen we hem ophangen of tegen de muur zetten?"
Ik heb het schilderij laatst op de donkere overloop boven de trap van de Agnietenkapel zien hangen. Het was er, na de ontwijding van Brouwers grootse schepping, 'Het Geologisch Instituut', blijkbaar heengevoerd. Er was zelfs geen naambordje aan bevestigd.
Ik heb even ontroerd stilgestaan en een stram saluut aan de grote man gebracht, à la generaal Jansen voor het standbeeld van Koning Leopold-I van België na de onafhankelijkheid van Belgisch Congo.
"Professor, zij hebben uw werk teniet gedaan."
Vind je dit een leuk verhaal? Meer van dit soort verhalen van Rob Verschure staan in boekvorm verzameld en zijn ter gelegenheid van zijn 90ste verjaardag uitgebracht, verrijkt met enkele foto´s. Te bestellen (€ 14,50 plus porto) via deze link.